Konijn

Medische informatie over uw konijn

Medische informatie over het konijn

Op deze pagina vindt u onze medische informatie over het konijn. We hebben de meest voorkomende aandoeningen en handelingen bij konijnen voor u op een rij gezet. Wanneer u iets mist, laat het ons dan gerust weten. 

Sterilisatie/castratie

Bij konijnen zijn er geen directe medische aanleidingen om de rammelaars te laten castreren. Meestal wordt castratie bij konijnen om een van de volgende redenen uitgevoerd:

U heeft twee rammelaars die u samen wilt huisvesten, maar ongecastreerde dieren kunnen door de hormonen erg dominant zijn en hun territorium willen beschermen met vechtpartijen tot gevolg. Door castratie wordt de hormonale invloed weggenomen waardoor de rammelaars rustiger en minder agressief worden. Hierbij dient er wel rekening mee te worden gehouden dat het tot zes weken na de castratie duurt voor de hormonen volledig uit het lichaam zijn. U dient dus na de castratie nog minstens zes weken te wachten met het bij elkaar zetten van de konijnen.

U heeft een rammelaar en een voedster en zit niet te wachten op lampreitjes (babykonijntjes). Castratie van het mannelijk en/of het vrouwelijk dier kan hierbij de oplossing bieden. Kiest u voor castratie van de rammelaar dan dient u er wel rekening mee te houden dat het mannetje ondanks de castratie tot ongeveer zes weken na de ingreep nog vruchtbaar is. Dit komt doordat er nog zaadcellen opgeslagen kunnen liggen in de zaadleiders. U dient dus na de castratie nog minstens zes weken te wachten met het bij elkaar zetten van de konijnen.

De rammelaar wordt alleen gehouden maar is erg agressief naar u als eigenaar of is op uw benen/armen, knuffels of kussens aan het rijden. Door castratie kan deze seksuele drang worden weggenomen waardoor het dier rustiger wordt.

Wanneer castreren?

Een rammelaar wordt gemiddeld actief op een leeftijd van zes maanden. De minimale leeftijd voor castratie van een konijn is zes maanden.

Hoe gaat het in zijn werk?

  1. U maakt telefonisch een afspraak waarna u een informatiebrief en vragenlijst (over de gezondheidstoestand van het konijn) thuisgestuurd krijgt.
  2. U brengt het konijn tussen 8.30 en 9.30 uur op de dag van de afspraak. De assistente neemt hierbij de door u ingevulde vragenlijst met u door.
  3. De assistente neem uw konijn op en maakt een hokje klaar.
  4. Voor de behandeling wordt de voedster door de dierenarts lichamelijk onderzocht en krijgt zijn pijnstilling injectie.
  5. Als er bij het lichamelijk onderzoek geen afwijkingen worden gevonden, wordt het dier in een roesje gebracht om vervolgens via een kapje te worden aangesloten op de gasnarcose, zuurstof en bewakingsapparatuur.
  6. De testikels worden lokaal verdoofd met lidocaïne, ze worden gewassen en steriel afgedekt.
  7. Via twee aparte snedes worden de testikels uit het scrotum gehaald, afgebonden en verwijderd. Bij een konijn wordt het scrotum niet gehecht.
  8. Het dier wordt in een verwarmd hokje gelegd waar hij weer wakker kan worden. 's Middags tussen 16.00 en 17.30 uur kunt u uw dier dan weer ophalen.
  9. Indien u dit wenst kunt u binnen een week nog langskomen voor een gratis wondcontrole.

Gasbuik

Gasbuik wordt ook wel trommelzucht genoemd in de volksmond, of tympanie in de medische wereld. Het is een aandoening die veel voorkomt bij konijnen en waarbij zich een overmatige hoeveelheid gas ophoopt in het maagdarmstelsel van het konijn. Konijnen hebben een erg gevoelig maagdarmstelsel, één keer iets verkeerds eten, teveel vochtrijke of juist vochtarme voeding of een paar dagen slechter eten kunnen al maagdarm problemen veroorzaken bij een konijn. Alle oorzaken die de maagdarmwerking bij het konijn verstoren kunnen ook gasbuik veroorzaken. De aandoening kan erg pijnlijk zijn en kan, indien niet tijdig wordt ingegrepen, tot het overlijden van het dier leiden.

Symptomen

Bij gasbuik gaan de darmen en maag opzetten door de grote hoeveelheid gas die er in zit. Hierdoor wordt vaak gezien dat het dier een bolle en harde buik krijgt die vaak erg pijnlijk is. Het konijn stopt met eten en gaat vaak op zijn zij liggen. Wanneer een konijn niet eet is dit altijd een spoedgeval, ook al eet het dier pas een dag niet! Doordat de darmen stilvallen wordt er vaak geen ontlasting meer gezien als het dier gasbuik heeft. Daarnaast kunnen tekenen van pijn worden waargenomen: tandenknarsen en gillen.

Diagnose

De diagnose wordt gesteld op basis van het klinisch onderzoek door de dierenarts. Als het dier regelmatig last heeft van gasbuik kan het raadzaam zijn om verder onderzoek te doen in de hoop de onderliggende oorzaak van het probleem te vinden.

Behandeling

Wanneer u het vermoeden heeft dat uw dier aan de hier genoemde aandoening lijdt, gaat u dan met uw dier naar de dierenarts. Deze zal uw dier onderzoeken, de diagnose stellen en in overleg met u de beste behandeling bepalen.

Voorkomen

Het is bij konijnen niet te doen om maagdarmproblemen 100% te voorkomen. Maar u kunt er wel wat aan doen om de kans zo klein mogelijk te maken:

  • Voeding: de hoofdmaaltijd dient uit hooi te bestaan. Geef daarnaast speciale konijnenbrokken, maar let op dat u een variant met enkel brokjes geeft (dus geen gemengd voer waar zaden, pitten en gekleurde brokjes inzitten!) Groenvoeg mag, maar geef dit met mate.
  • Hygiëne: maak het hok regelmatig schoon en voorkom contact met zieke konijnen of andere zieke dieren. Hierop houdt u de kans op een infectie zo klein mogelijk.
  • Weerstand: laat het dier vaccineren tegen ziektes waarvoor dit mogelijk is, hierdoor wordt de weerstand van het dier gestimuleerd en de kans op infecties verkleind.
  • Eetlust: wanneer u merkt dat uw konijn minder eet dan normaal, of zelfs helemaal niet meer eet door bijvoorbeeld gebitsproblemen, wacht dan niet af. Ga naar de dierenarts en/of start met dwangvoeren. Hoe sneller het maagdarmstelsel weer op gang komt hoe kleiner de kans op het ontwikkelen van gasbuik.

Gebitsproblemen

Konijnen en knaagdieren hebben tanden en kiezen die altijd doorgroeien. Door het knagen op voeding, slijten deze continu af tot de goede lengte. Voorwaarde voor het goed afslijten van de tanden en kiezen is dat ze goed op elkaar aansluiten en over elkaar heen schuren tijdens het eten. 

Wanneer de tanden en kiezen niet goed aansluiten is er sprake van standafwijkingen, ook wel malocclusie genoemd. Hierdoor slijten de tanden/kiezen niet goed af. De snijtanden kunnen dan te lang worden waardoor het dier niet meer kan eten en de kiezen kunnen haakjes krijgen die over de tong gaan schuren. Dit laatste is erg pijnlijk en hierdoor stoppen deze konijnen met eten.

Deze standafwijkingen komen zeer veel voor bij konijnen en deze gebitsproblemen zijn de meest voorkomende oorzaak van een konijn dat slechter gaat eten of zelfs stopt met eten.

Oorzaken

Er zijn verschillende oorzaken voor het ontstaan van tandafwijkingen.

  • Erfelijkheid. Konijnen hebben normaal gesproken twee rijen snijtanden: de grootste staan vooraan, dit zijn de tanden die je ziet, hierachter zit een paar kleinere tandjes, ook wel stifttanden genoemd. Door een erfelijke afwijkingen zijn deze stifttanden soms afwezig waardoor de grote snijtanden schuin kunnen groeien.
  • Trauma. Als het konijn zijn kaak stoot of hier een klap op krijgt (hoe licht ook) kan dit leiden tot het scheef groeien van de tanden.
  • Voederfouten. De meest voorkomende oorzaak van deze problemen is een verkeerde verzorging/voeding. Met name wanneer een konijn te weinig ruwvoer krijgt (hooi, gras) kan dit standafwijkingen tot gevolg hebben. 

Symptomen

Een konijn met tandafwijkingen gaat vaak veel speekselen/kwijlen en doordat het dier niet goed kan eten gaat het dan vermageren en kan uiteindelijk sterven door uithongering. Een konijn wat niet eet is altijd een spoedgeval, ook al eet het dier pas één dag niet. Ga altijd direct met het konijn naar de dierenarts wanneer deze niet of slechter gaat eten!

Diagnose

Door middel van een inspectie van het gebit wordt er een diagnose gemaakt. Bij een rustig konijn is dit vaak mogelijk zonder narcose. Soms moet het dier even onder een roesje worden gebracht, om alle kiezen goed te kunnen beoordelen.

Behandeling

Wanneer de snijtanden te lang zijn is het vaak een kwestie van het afknippen van de snijtanden tot de juiste lengte. Omdat de snijtanden altijd doorgroeien bij een konijn dient dit ongeveer vier keer per jaar te worden herhaald, levenslang. Wanneer er haken aan de kiezen zitten worden deze er door de dierenarts afgevijld/geknipt. Ook dit dient vier keer per jaar te worden herhaald omdat ook de kiezen levenslang doorgroeien. In sommige, zeer extreme gevallen kan er worden besloten om de aangetaste tanden te trekken.

Voorkomen

Een erfelijke afwijking kunt u niet voorkomen, maar u kunt wel wel voorkomen dat het konijn trauma oploopt aan zijn kaak/gebit en ervoor zorgen dat het dier voldoende en correcte voeding krijgt. Ruwvoer (hooi) is het belangrijkste bestanddeel van de maaltijd van konijnen.

Giftig voedsel

Veel mensen geven hun konijnen restjes van groenten en fruit, dit is logisch aangezien konijnen planteneters zijn. Wat veel mensen echter niet weten is dat u niet zomaar iedere groente of fruit aan uw konijnen kunt voeren. Hier treft u een lijst aan van veilige groenten/fruit en een lijst van dodelijke groenten/fruit.

Dodelijke voeding

Voeding die zelfs in kleine hoeveelheden tot acute sterfte kan leiden:

  • Ui
  • Prei

Voeding die in grotere/regelmatige hoeveelheden tot sterfte kan leiden:

  • Cacao & chocolade
  • Avacado
  • Pitten van fruit
  • Pellen van citrusvruchten
  • Noten

Voeding die in overmatige hoeveelheden tot sterfte kan leiden:

  • Bonen
  • Erwten
  • Maïs
  • Granen
  • Haver
  • Tarwe
  • Aardappels
  • Brood

Veilige groenten, fruit & planten die veilig zijn

Voer deze groenten, fruit en planten wel altijd met mate, er zit namelijk veel vocht in en het konijn kan van een overmaat aan vochtrijk voedsel diarree krijgen.

De volgende groenten kunt u veilig aan uw konijn voeren: andijvie, broccoli, venkel, koolraab, witlof, bleekselderij, selderij, veldsla, waterkers, paardenbloem, wortel, loof van wortel, sla, boerenkool, mosterdblad, peterselie, radijs, tijm, klaver, rozemarijn, dille, oregano, brandnetel en gras.

Het loof van de volgende bomen kunt u veilig aan uw konijn voeren: appelboom, perelaar, linde, berk, haagbeuk, paardekastanje, lijsterbes, esdoorn, braam, vlier en framboos.

De volgende fruitsoorten mag u, met mate, aan uw konijn voeren: appel, peer, banaan, perzik, kiwi, ananas, aardbei, papaya, meloen, mango, druif, kers en framboos. LET OP: enkel het vruchtvlees is veilig, de eventuele pitten van deze fruitsoorten zijn wel schadelijk!

Myxomatose

Myxomatose, ook wel konijnenziekte genoemd, is een ziekte die wordt veroorzaakt door een pokkenvirus. Het virus veroorzaakte in de jaren '80 en '90 massale sterfte onder konijnen. De laatste jaren lijkt het virus echter wat zwakker te worden waardoor een deel van de konijnen een besmetting tegenwoordig kan overleven. Het virus wordt overgedragen door direct contact tussen konijnen maar kan ook door stekende insecten zoals vliegen en muggen worden overgedragen. En aangezien deze insecten geen onderscheid maken tussen stad en platteland of tussen binnen en buiten, loopt ook een konijn wat in een stad enkel binnen wordt gehouden risico op besmetting.

Symptomen

De klassieke vorm van Myxomatose veroorzaakt huidverdikkingen en pokken aan de oogleden, lippen, neus, oren en staart. De dieren krijgen koorts en door de zwellingen wordt eten en drinken steeds moeilijker. Meestal volgt de dood binnen twee weken na de start van de symptomen. De klassieke vorm van Myxomatose is in 100% van de gevallen dodelijk.

Tegenwoordig komt de klassieke vorm echter minder vorm en krijgen veel konijnen te maken met de chronische vorm van Myxomatose. Er ontstaan ook bij deze vorm pokken en verdikkingen van oogleden, lippen, neus, oren en staart. Maar deze verdikkingen zijn minder uitgesproken als bij de klassieke vorm. Na enkele weken vallen deze pokken weer van de huid af. Wel kan het virus de ogen aanpassen met blindheid tot gevolg. Ongeveer 35% van de konijnen die de chronische Myxomatose krijgen zal overlijden.

Diagnose

De diagnose kan enkel met zekerheid worden bevestigd door het uitvoeren van een lijkschouwing.

Behandeling

Geen. De virusinfectie zelf is niet te bestrijden. De klassieke vorm is in 100% van de gevallen dodelijk, de chronisch in 35% van de gevallen. Er kan enkel worden geprobeerd om de symptomen te bestrijden.

Voorkomen

U kunt deze ziekte voorkomen door uw konijn te laten vaccineren.

RHD1 en RHD2

Rabbit Haemorrhagic Disease, kortweg RHD, is een door een virus veroorzaakte ziekte die zich vanuit China in de jaren '80 over de wereld heeft verspreid. Daarom wordt de ziekte ook soms de Chinese ziekte genoemd. Het virus veroorzaakt bloedingen in het lichaam van het konijn waardoor deze letterlijk kan verdrinken in zijn/haar eigen bloed. Het virus wordt overgedragen door rechtstreeks contact tussen konijnen, maar het virus kan ook door stekende insecten worden overgedragen. Daarnaast kan het virus goed overleven in de omgeving en op die manier via groenvoer, stro, hooi of besmette kleding uw konijn besmetten. Omdat stekende insecten geen onderscheid maken tussen platteland en stad of tussen binnen en buiten en omdat het hooi en stro wat u in de dierenwinkel koopt besmet kan zijn, lopen konijnen die in een stad binnen worden gehouden een groot risico op besmetting.

Symptomen

Het verloop van RHD1 is zeer snel. Ongeveer 48 uur na de besmetting krijgt het konijn te maken met een korte periode van koorts. Het verloop van de ziekte hierna kan verschillen:

  • Hyperacuut verloop: het konijn overlijdt plots zonder klinische symptomen. Soms wordt er na het overlijden enkel een bloederige uitvloei uit de neus gezien.
  • Acuut verloop: het dier krijgt eerst hoge koorts, wordt suf, wil niet meer eten, wordt benauwd en kan epileptische aanvallen krijgen. Het dier gaat vervolgens met zijn kop verkrampt achterover zitten en schreeuwt het uit. De koorts gaat over in onderkoeling en binnen 72 uur na het begin van de symptomen is het konijn overleden.

Sinds een aantal jaar is er een tweede variant van het virus opgedoken, namelijk RHD2. Net als RHD1 is deze variant dodelijk en sterft een hoog percentage van geïnfecteerde konijnen. Al verloopt het ziekteproces iets anders dan bij RHD1, sterven de meeste konijnen binnen ongeveer vijf dagen tot twee weken. 

Diagnose

Het is vrijwel onmogelijk om de diagnose te stellen terwijl het dier nog leeft, aangezien daar testen in het laboratorium voor nodig zijn welke tijd in beslag nemen. Tijd die een besmet konijn niet heeft. Daardoor kan de diagnose vaak enkel met zekerheid worden gesteld na een lijkschouwing.

Behandeling

Er is geen behandeling tegen RHD1 of RHD2 bekend en de ziektes kennen in ongeveer 90-95% van de gevallen een dodelijke afloop. 

Voorkomen

U kunt deze ziektes bij uw konijn voorkomen door uw konijn regelmatig te laten vaccineren. De beschikbare vaccinaties tegen deze ziekte bieden een bescherming van 100%.

Steriliseren

Bij konijnen zijn er twee belangrijke medische redenen om het dier vroeg te laten steriliseren:

  • Het is bekend dat ongeveer 80% van de niet-gesteriliseerde voedsters op latere leeftijd baarmoeder tumoren ontwikkelt en daar aan overlijdt. Wanneer u toch niet van plan bent met het konijn te fokken, is het dus aan te raden het dier vroegtijdig te laten steriliseren om deze tumoren te voorkomen.
  • Ook bij konijnen komen, net als bij honden en katten, veel tumoren van de melkklieren voor. Vaak zijn deze tumoren kwaadaardig. Door het konijn te laten steriliseren voordat ze seksueel actief wordt zullen de melkklieren nooit onder invloed van hormonen komen te staan waardoor de kans op deze tumoren op latere leeftijd sterk verkleind wordt.

Daarnaast zijn er enkele gedragsmatige redenen om uw voedster te laten steriliseren:

  • U heeft twee voedsters die u samen wilt huisvesten maar ongecastreerde dieren kunnen door de hormonen erg dominant zijn en hun territorium willen beschermen met vechtpartijen tot gevolg. Door sterilisatie wordt de hormonale invloed weggenomen waardoor de voedsters rustiger en minder agressief worden. 
  • U heeft een rammelaar en een voedster en zit niet te wachten op lampreitjes (babykonijntjes). Castratie van het mannelijk en/of het vrouwelijk dier kan hierbij de oplossing bieden. 

Wanneer steriliseren?

Een voedster wordt gemiddeld gezien actief op een leeftijd van zes maanden. De minimale leeftijd voor sterilisatie van een konijn is vier maanden maar wij geven als dierenarts zijnde de voorkeur aan een leeftijd van vijf maanden op het moment van de ingreep.

Hoe gaat het in zijn werk?

  1. U maakt telefonisch een afspraak waarna u een informatiebrief en vragenlijst (over de gezondheidstoestand van het konijn) thuisgestuurd krijgt.
  2. U brengt het konijn tussen 8.30 en 9.30 uur op de dag van de afspraak. De assistente neemt hierbij de door u ingevulde vragenlijst met u door.
  3. De assistente weegt in uw bijzijn uw konijn en geeft deze haar injecties pijnstilling en antibioticum.
  4. Na ongeveer een uur werkt de pijnstilling maximaal en wordt de voedster door de dierenarts lichamelijk onderzocht.
  5. Als er bij het lichamelijk onderzoek geen afwijkingen worden gevonden, wordt het dier in een roesje gebracht om vervolgens via een kapje te worden aangesloten op de gasnarcose, zuurstof en bewakingsapparatuur.
  6. De buik wordt geschoren, gewassen en steriel afgedekt.
  7. Via een snede in de buik worden de eierstokken afgebonden en verwijderd. Vervolgens wordt de wond weer dichtgehecht. Dit alles duurt 30 tot 45 minuten.
  8. Het dier wordt in een verwarmd hokje gelegd waar zij weer wakker kan worden. 's Middags tussen 16.00 en 17.30 uur kunt u uw dier dan weer ophalen.
  9. Indien u dit wenst kunt u binnen een week nog langskomen voor een gratis wondcontrole.

Vaccinatie

Bij het vaccineren van een huisdier wordt eigenlijk een ziekteproces nagebootst. Het effect van een vaccinatie is dan ook hetzelfde als van een ziekte. Wanneer een dier besmet raakt met een bepaalde infectie gaat het lichaam antistoffen aanmaken om deze ziekte te bestrijden. Deze antistoffen blijven een tijdje aanwezig in het lichaam waardoor het lichaam snel in actie kan komen wanneer dezelfde ziekteverwekker opnieuw in het dier binnendringt. Het probleem is dat sommige ziekteverwekkers altijd tot blijvende problemen of de dood lijden. Om er toch voor te zorgen dat het lichaam antistoffen aanmaakt, wordt er gevaccineerd tegen deze ziektes. Bij een vaccinatie worden er verzwakte ziektekiemen ingespoten, deze ziektekiemen zijn te zwak om ziekte te veroorzaken maar het lichaam reageert er wel op door antistoffen aan te maken. Wanneer het lichaam dan in de buitenwereld in aanraking komt met deze ziekteverwekker, zullen de antistoffen in actie komen. Hierdoor is uw huisdier toch beschermd tegen deze vervelende ziekten. Net als na een ziekte blijven de antistoffen ook na vaccinatie niet altijd maar aanwezig. Het aantal antistoffen neemt namelijk geleidelijk af en daarom is het nodig om de vaccinaties geregeld te herhalen, zodat het dier toch goed beschermd blijft. Er zitten verschillen in de afweeropbouw van mens en dier en er zijn verschillen tussen de verschillende ziekteverwekkers. Hierdoor kan het zijn dat de vaccinatie tegen het ene virus een langere bescherming geeft en dus minder vaak herhaald hoeft te worden als tegen het andere virus.

Tegen welke ziekten vaccineren?

  • Myxomatose
  • RHD

Hoe vaak vaccineren?

  • De eerste vaccinatie kan gegeven worden vanaf de leeftijd van vijf weken. Dit geldt voor beide ziekten.
  • Daarna dient de vaccinatie een keer per jaar te worden herhaald. Dit geldt voor beide ziekten.
Terug naar Medische informatie